Woordenboek:Intentionaliteit
Terug naar Woordenboek Filosofie
Definitie
Intentionaliteit | begrip dat de logica van het bewustzijn uitdrukt. Logica wordt hier dan bedoeld in de zin van de structuur en de aard en wijze waarop het bewustzijn bestaat. |
Beschrijving
Het begrip intentionaliteit kan als één van de kernbegrippen van de fenomenologie beschouwd worden. De intentionaliteit is het begrip dat de logica van het bewustzijn uitdrukt. Logica wordt hier dan bedoeld in de zin van de structuur en de aard en wijze waarop het bewustzijn bestaat.
Ik heb boven de fenomenologie uitgelegd in termen van het subjekt-objekt probleem en meer algemeen een kentheoretische vraagstelling (de vraag naar de mogelijkheid van objectieve kennis). Het is verleidelijk in Husserls filosofie een variant van het Cartesiaanse dualisme te zien en de fenomenologie-kritiek bestaat er ook in Husserl inderdaad van een dualisme te 'beschuldigen'.
Er moeten hier dan wel enige ernstige kanttekeningen bij worden gemaakt want Husserls begrip van het subject, of het bewustzijn, is toch van een andere aard dan die van Descartes.
Het verschil tussen een dualisme à la Descartes (waar het subject een substantie is en dus 'zijns eigen oorzaak', hoewel met de hulp van God) en het dualisme van Husserl wordt uitgedrukt door de term intentionaliteit. In feite is ook de term 'leefwereld' al een begrip dat uitdrukt dat het subject zelf in eerste instantie een 'in een wereld' is i.p.v. een waarnemer van een wereld.
Maar het is de term intentionaliteit die de eenheid van het subjekt en 'zijn' wereld uitdrukt.
Elk bewustzijn is een bewustzijn van iets. Als ik een boek zintuigelijk waarneem, is in die waarneming bijna onlosmakelijk verbonden dat ik het boek als daadwerkelijk bestaand waarneem. Er is dus geen pure empirische feitelijkheid, maar immer is elk bewustzijn van iets tegelijk een zintuigelijke gegevenheid én een eigen inbreng van dat bewustzijn zodanig dat het zintuigelijke tot het bewustzijn genomen wordt.
Een fenomenologie reduceert een bewustzijnsinhoud tot hoe die inhoud voor dat bewustzijn is, maar deze inhoud is altijd resultaat van een activiteit van het bewustzijn en de fenomenologie wordt daarmee een wetenschap van de wetten van de akten van het bewustzijn. De fenomenologie neemt tot haar objekt niet de objekten zoals zij in b.v. het empirisme of de psychologie worden gedacht (als de reële zijnden resp. de psyche), maar de zinsstrukturen van de mogelijke objekten.
De bewustzijnsinhouden blijken wezenlijk bewustzijnsprestaties te zijn waarbij met de reductie tot het fenomeen (het immanente) de bewustzijnsinouden tot hun hoedanigheid van bewustzijnsprestatie worden gereduceerd.
Bij Descartes was het subject een soort 'tegenover' het object. Het subject is zo gedacht als een spiegelende instantie, waarbij, omdat in de spiegeling geen zekere kennis te verkrijgen is, via de omweg van de betrouwbaarheid van de Schepper, de uiteindelijke vormen op
de bodem van het subject als het wezen van de werkelijkheid mogen worden aangenomen.
Husserl beschouwt het onderscheid tussen een 'binnen-' en een 'buitenwereld' echter als een schijnonderscheid: hij reduceert beide tot de zinsstrukturen waarbinnen ze mogelijk zijn. Zo is bij Husserl het subject 'transcendentaal': het pure tegenover is een noodzakelijk en formeel punt in het bewustzijnsproces: het subjekt moet worden aangenomen, maar dit punt heeft zelf geen ontologische status. Het subjekt is als het pure 'tegenover' een ik-pool. Datgene wat zich om dit punt als eenheid vormt (de leefwereld) is veelmeer als een ontologisch fundament te zien.
Het bewustzijn is méér dan een subject. Het bewustzijn blijkt het spel te zijn van zinsstrukturen waarbinnen de objekten van de waarneming én betekenissamenhangen (cultuur) hun voorwaarde tot de mogelijkheid van bestaan verkrijgen.
Met de term 'intentionaliteit' vat Husserl het wezen van het bewustzijn als een 'gericht zijn op iets'. Het bewustzijn is gericht op datgene wat hij uiteindelijk als inhoud wint. Met de term intentionaliteit wordt daarmee het presterende van het bewustzijn uitgedrukt, maar ook het feit dat een gerichtheid uit een bepaalde richting komt, m.a.w. een voorgeschiedenis, een omgeving (horizon, context) en een hoge eigen organisatie kent.
Het bewustzijn is daarmee een bewustzijn van iets, wat we ons bewust zijn, de paper die ik nu schrijf, maar tegelijk blijkt hierin dat om mij deze paper bewust te zijn geworden ik verschillende niet-expliciet
bewuste elementen eigen moet zijn: een voorgeschiedenis en een op de toekomst gericht-zijn (de paper is mij ooit als opdracht opgegeven en ik wil graag afstuderen); een omgeving (ik typ nu wel maar tegelijk houd ik mij in evenwicht op de stoel en zie ik ook, maar als achtergrond, mijn kamer); en vooral een hoge eigen organisatie (het begrip wat ik probeer uit te drukken in mijn paper is er in zekere zin al, maar ik speel (niet expliciet-bewust) met de waanzinnig gecompliceerde taal om het uit te drukken.
Een fenomeen (een 'als zichzelf verschijnen', wat ik later uitleg) verwijst naar een kader dat de zinsstruktuur is van het intentionele objekt. Aan de hand van het passieve, evidente fenomeen kan worden geconcludeerd tot een kader van het fenomeen waarbinnen ook een aktief element (de intentionaliteit) moet worden gedacht dat in staat is iets tot zich te nemen in de vorm van een bewustzijnsinhoud (het intentionele objekt).
Husserl dacht op grond van deze logica van de intentionaliteit een universeel begrip van het menselijk bestaan gevonden te hebben. Omdat de intentionaliteit het bewustzijn omvat en er de onderliggende logica van is, meende Husserl met zijn fenomenologie een universele methode gevonden te hebben waarmee allerhande 'objectivaties' van het subject (cultuur, ethiek, menswetenschappen) wetenschappelijk konden worden beschreven.
Om het kort
en krachtig samen te vatten: Husserl ontdekt op de vraag in hoeverre het bewustzijn in staat is de (transcendente) werkelijkheid te 'treffen', dat er nooit buiten de immanentie van de bewustzijnsinhouden te treden is, waarna 'transcendentie' en elke vorm van 'iets' denken een prestatie van het bewustzijn zelf is.
De idee van een werkelijkheid tegenover of buiten het bewustzijn waar het 'om te doen' is, wordt daarmee ondergeschikt gemaakt aan de logika van het bewustzijn zelf.
De intentionaliteit is het begrip dat het bewustzijn in zijn onderliggende, voorafgaande en omvattende bepaaldheid uitdrukt. Het expliciet bewuste is slechts expliciet bewust vanuit een niet-expliciete samenhang van waaruit het expliciet bewuste wordt gewonnen als bewustzijnsinhoud.[1]
Bronnen, noten en/of referenties: |
|